Bookmark and Share

Cuvée

Ik had mijn tijd nodig. De tijd
om mezelf te kunnen horen. De tijd om te geloven:
dat ook ik gehoord, verhoord kan worden. Verstaan,
dat mijn stem niet kán verstommen. Zelfs als ze niet klinkt.

Er was, was een tijd dat ik enkel in mezelf verkromp.
Een tijd dat mijn stem verdronk in een kras van gloeiend ijs.
En ik wist niet - ik kon, niet weten - dat ik ook toen bestond,
als uit verband gerukt gerucht, als kroniek van helse reizen.

Reizen zonder bestemming.
Of de muziek der sferen.
De harmonie der cellen.
De anarchie van een schreeuw.

Het godverlaten beven heeft mij opgericht.
En nog steeds trillen mijn lippen van panische opwinding.
Maar ik weet dat ik niet kan bestaan. Niet zonder stem.
Niet zonder te staan, naast jou, met je eigen stem.

(02.09.14)