Bookmark and Share

Vele, vele hypotheses

Zou het kunnen dat ik stijver word, omdat ik mezelf verlaat?
Zou het kunnen dat ik verleerd heb - bewust of niet -
om samen te vloeien, met mijn omgeving, met mensen?
Zou het kunnen dat ik verstokt ben in de idee van mezelf,
gestold tussen ingebeelde grenzen, van een huid en een hoofd?

Verschenen en verdwenen in een ruimte die even groot was
als oneindige werelden die niet bestonden, of als heelal.
Een heelal dat altijd uitdeint, altijd groter wordt -
een ruimte die afkomt op mezelf, en in mij opzwelt:
als zintuigen, als gevoel, als altijd flirtend met de dingen.

Zou het kunnen dat ik verschaal in mezelf, verdrink,
onverdroten prevelend dat ik niet besta of in de taal?
Terwijl de taal een krul is van betekenis, en betekenis
zelf de taal, die alles, iedereen, doordringt - mij ook.
Zou het kunnen dat ik helemaal geen zelf heb, zelfs niet ben,

dat ik enkel vloeiend besta, als trailer van bewustzijn
die vermeende dingen aankondigt, en vermeende dingen afvoert?
Zou het kunnen dat mijn oog de voet is, die mensen pletwalst
of opent? Dat wat ik zie, geen scherm is in mijn hoofd,
maar een intieme verstrengeling van alles wat toevallig bestaat.

Op dit moment. En zich toont, in alle mogelijke kleuren.
Die mijn eigen blik voltooien, en teruggeven, als siddering.
Zou het kunnen? Misschien ben ik een duet van licht en
donker, en is mijn lichaam een prisma van armoede en rijkdom?
Misschien is mijn neus een geur op wandel, een dobberaar

die ondergaat waar ik het meeste bloei. Een dashboard
dat reclame maakt voor alles wat riekt naar mijn oorsprong,
voor alles wat mij herinnert aan het parfum van de wieg.
Zou het kunnen? Zou het kunnen dat mijn voeten beter weten
dan mijn brein: wat het betekent om te leven, er te zijn,

geboren te zijn? Zou het kunnen dat mijn lichaam een
gemeenschap is van tovenaars, van wonderdokters, die wachten
tot ik dans? Tot ik de dans omhels, de dans die er is -
miljarden, biljoenen, triljoenen beloftes van begaafdheid.
De stof van dromen, de stof van sterren: dat is hetzelfde.

Zou het kunnen dat mijn oor zelf een geluid is, dat alle
tonen aan elkaar rijgt - mensen en dingen als klankbord?
Zou het kunnen dat ik zelf een toon ben, meer of minder
afgestemd op de muziek die mij omringt, de muziek die
morrelt aan mijn keel, aan mijn tenen, aan mijn maag en buik?

Zou het kunnen dat mijn tong de neus van de aarde is,
die krult als de dingen hun dood proeven, en wachten op
hun laatste reis, een helse, nooit voltooide vernietiging?
Of dat ik sis, als een verschroeide waterval, als ik beval
van een nieuwe zin, een nieuwe nova in mijn kosmische borst?

Zou het kunnen dat mijn huid de snelste weg is naar een
ander tijdperk, naar de verst verwijderde planeet, naar
de stamper die in het hart staat gedrukt van alles wat is?
Zou het kunnen dat mijn eigenlijkste huid onzichtbaar is,
het reizend membraan dat ronkt tussen mij en de rest?

Zou het kunnen dat alles wat belangrijk is, van mij uitvloeit
en op mij afkomt, als de lucht die we ademen, de grond
die we bewandelen, het vuur dat ons verwarmt en vernietigt?
Zou het kunnen dat ik, als wandelende vloeibaarheid,
voel, voel dat ik in elk vezel van mijn lijf, in elke cel

van mijn er zijn, niet meer ben dan een wolkscheut warmte,
in de dampende kring van dit universum? Dat - zoals
iedereen weet, al een paar biljoen jaar klaarkomt, telkens
opnieuw. Alsof het de eerste keer is. En ook de laatste.
Het zou ook kunnen van niet. Maar toch ben ik vrij zeker.

Misschien ben ik nooit toegekomen. In dit dansend lijf.
Dat een tempel is - voor goden, voor mensen, voor geliefden.
Misschien werd ik begroot als te klein: te klein om te weten,
te klein om te beseffen, te klein om te genieten en te leven.
Misschien, en dat weet ik zeker: wist ik alles al, toen ik klein was.

(12.02.14)